• Uitgelicht

De Munt

Adres

Rodetorenstraat 12

Restauraties

In 1962 aangekocht door het Wijnhuisfonds. Grote en kostbare restauratie in 1969. In de monumentenzorg ook wel aangeduid als ‘een kleine kerkrestauratie’. In 2007 heeft er opnieuw een grootschalige restauratie plaatsgevonden.

 

Bijzonderheden

Groot middeleeuws, bakstenen dwarshuis waarvan in 1996 de kap werd gedateerd op 1354. Uit de honderd jaar daarna is niets van de geschiedenis van het huis bekend.
Van 1478-1480 woonde en werkte er de stadsmuntmeester Nicolaes Nyber. Er zijn geen bewijsstukken dat Zutphen muntrecht bezat, maar het is wel altijd erkend.
In het laatste kwart van de zestiende eeuw was er een herberg gevestigd, Den Coln of  Den Ceulschen Dom. Uit stadsrekeningen blijkt dat de schepenen er wijn gingen drinken.
Een van de vele eigenaren en bewoners die uit de archieven bekend zijn, was Dr. Hendrick Abbinck, een jurist die katholiek gebleven was. Er was in het huis een kapel waarin op 8 maart 1646 een ‘vergaederinge der Papisten’ werd opgerold. Dr. Abbinck kreeg de enorme boete van 1025 goudguldens, de overige circa 15 aanwezigen elk vijfentwintig goudguldens. Onder hen bevond zich de beroemde klokkengieter François Hemony, die in dezelfde periode samen met zijn broer Pierre het carillon voor de Wijnhuistoren goot.
In de negentiende eeuw verkommert het huis. Het wordt in drieën gesplitst en doet dienst als pakhuis, slachtplaats, paardenslagerij, boerderij enz. Ten slotte is het nog nauwelijks als middeleeuws herkenbaar. In 1961 wordt het huis gered doordat het Wijnhuisfonds het huis aankoopt. In de voorgevel komen op de verdieping de oorspronkelijke gotische vensters terug; op de begane grond uit oogmerk van bewoonbaarheid grotere achttiende-eeuwse ramen.

 

Literatuur

[1] E. J. A. van Beek e.a. (1990). Geslagen te Zutphen: de stedelijke muntslag. Zutphen: Walburg Pers
[2] M. M. Doornink-Hoogenraad e.a. (1969). De Munt en de Gouden Sterre: historie van Twee Zutphense Huizen. Zutphen: Walburg Pers
[3] Jaarverslag 1969 Wijnhuisfonds, p. 5-7